Alexander Edward gaf in 1895 opdracht tot de bouw van Aultmore. In het jaar 1888 bouwde Alexander samen met de in die tijd bekende Sir Peter J. Mackie de Craigellachie distilleerderij in het plaatsje met diezelfde naam en in 1896 werd hij eigenaar van Benrinnes. In 1897 kwam bij Aultmore de eerste spirit uit de stills. Na diverse turbulente jaren verkocht Edward de distilleerderij aan John Dewar & Sons. Na WO II werd de productie weer opgestart en rond 1950 werd er een installatie bij Aultmore gebouwd om van restafval van de mash, de draf, tot een hoog eiwithoudend veevoer te kunnen verwerken. In 1967 werden de twee aanwezige stills van de Aultmore distilleerderij van kolen naar stoom omgebouwd, daarna werden de moutvloeren uit productie genomen en kocht men mout voortaan bij de grote mouterijen. Tijdens de sluiting van 1970 tot 1971 werd er grndig verbouwd. Men verdubbelde het aantal stills en er werd overgegaan van kolen naar oliestook. Vna de oorspronkelijke gebouwen uit 1896 bleef niets bewaard. Er staan nu in de Aultmore distilleerderij twee wash en twee spirit stills op stoom gestookt. De zes washbacks zijn van larikshout gemaakt. De malt wordt niet zelf meer opgeslagen in de warehouses, maar naar andere bedrijven vervoerd om daar te rijpen. Voor deze rijping worden hoofdzakelijk refill vaten gebruikt. Het water uit de Burn of Auchinderran, die langs de distilleerderij stroomt, wordt zowel voor het brouwen als voor de koeling gebruikt. Deze Burn of Auchinderran ontspringt in de "Foggie Moss", dit zijn heuvels die ten noorden van de distilleerderij gelegen zijn.